In zijn traktaat De vulgari eloquentia beschrijft Dante een viertal dichters/troubadours waarvoor hij grote bewondering had. Het betreft hier Bertran de Born, Giraut de Bornelh, Arnaut Daniel en Folquet de Marseilla die allen in de periode 1170-1220 werkzaam waren. Zij hebben ook voor de troubadours in Dante’s Divina Comedia model gestaan.