Ga naar de hoofdcontent
Elder Diana Ozon

Elder Diana Ozon

De Aarde voelt de voeten
van een dier over haar lopen

Ik ben een bergketen
liggend langs een rivier
was er eerder dan dit water
maar heb mij eraan aangepast
Het heeft mij losgerukt
van de familie
en maakte dat ik
op mijzelf ging staan

Een metorietkrater
is mij als navel nageslingerd
In mij draag ik dezelfde stoffen
als allen die uit hetzelfde
zijn ontstaan

Eens lag ik nog te sluimeren
op het bed van mijn moeder
dat onder de kracht der elementen
echter in miljarden jaren
uiteengevallen is
tot diverse continenten
drijvend op de oeroceaan

Stervelingen klimmen
langs mijn losvallend nekhaar
rusten even uit
op de ronding van mijn schouder
Een hommel zoemt langs
Het stijgt ze naar 't hoofd
ze verliezen hun hart
aan mijn schatten 

Mijn boomtoppen ruisen
Ik neem je in vertrouwen
fluister dat je van mij
als van een geliefde
zult houden 

Ten bate van het algeheel welzijn
nemen ze bodemmonsters
door weefsel weg te hakken
Met steeds nieuwere instrumenten
proberen ze de geheimen
van mij en de mijnen
te doorgronden
Als ik me zal openstellen
ze alles zal toevertrouwen
zullen ze me opblazen en afgraven
tot ik uitgeput ben
en er niets meer te halen valt 

Zusters die berooid zijn
liggen kaal en afgesleten
aan droge stromen
in de woestijnen
zingen schrille klaagzangen
jammerend over hun verliezen
Fluitend
op de gierende maat van de wind
wachten deze oude vrouwen
als stille getuigen
in een extreem klimaat
op de verandering
die de wereld ondergaat
's Nachts kun je hun rotsen
horen kraken 

Mijn lichaam is van oude steen
rondgeslepen
door de streling van de tijd
bedekt met een jeugdgroen kleed
van velerlei kruiden en struiken
dat in rafels van m'n toppen hangt
en al teveel van mijn schoonheid
aan erosie verraadt 

Over zachte kalkstenen kaken
echoot de wind
in diepe oorgaten
Tegen het vallen van de avond
trekken vochtige dampen
over mijn lippen
Glinsterend witte kwartskristallen
vormen een voorportaal van tanden
Mijn tong is een zachtroze brug
onder sijpelingen gegroeid
aan een vaak droogstaande bedding 

De mens is een microbe
in het volslagen duister
tussen pastelkleurige
vreemde klamme vormen
Achter in de diepte loopt iemand
met een zoeklicht te zwaaien
Hij gaat de lange gang
van het lichaam door
In een spelonk aan het einde
van mijn druipsteengrottenstelsel
vindt hij de weg naar de uitgang 

Er heerst een ruisende stilte
op de Venusheuvel
Koningsvarens waaien
langs vochtige wanden
van een oeroud heiligdom
Op het hoogtepunt van de dag
kruipt een spleet zonlicht
in de smalle kloof
over dit landschap
uit de prehistorie
Een reservaat 

Trage grintschepen
trekken aan de boezem voorbij
Mijn borsten, uitkijkposten
priemende kliffen
voor suïcidalen
hangen over de rivieroever
waar zich een parelende ring
van beschaving
op mijn vingers gevestigd heeft
Ik draag de mens op handen

Maar soms kan ik driftig worden
Spuw ik zwavel
giftige woorden
die in gloeiende stromen
over al wat leeft heen walsen
Dan is mijn hart
hard als graniet
roer ik mijn lichaam
woel ik rond
en schud alles
wat mij vastklampt af 

Dan vernietig ik alles
wat zo moeizaam is opgebouwd
door een gestuwde emotie
oneindig veel dieper en ouder
dan dit irritante krioelen
van zielen die zich superieur
aan hun omgeving dachten 

De wereld siddert
Ik ben het topje
van een massa
schokkend op de oerzee
Zo ik, die zo log is, moet meebewegen
hoe kunnen zij, die zo klein zijn
als opdwarrelend stof
dan denken hun vege lijven te redden 

Zodra ik even lach
van afgrijzen ril
of mijn lichaam trilt van vreugde
rennen ze naar hun Goden
Ik sla ze gade
en weet dat dit alles
tevergeefs zal zijn
Nooit roepen ze mij aan
Ik ben blijkbaar te dichtbij 

Ik ben vol liefde
en hoop op tederheid
Mijn steen
kan het zachtste op Aarde zijn
Ik kan je duizelig maken van geluk
Je mag op mij bouwen
mijn vruchten plukken
mij beklimmen
je zachtjes in mij nestelen
maar je moet eerbied hebben
voor de krachten
waaruit wij allen zijn ontstaan
en die niet splitsen 

De mens is slechts een flits
van een seconde uit mijn leven
Ik laat vooralsnog over mij lopen  

Diana Ozon
Uit: Hup de Zee
Uitgeverij In de Knipscheer, 1986


Dichter Diana Ozon is sinds eind jaren 70 podiumdier en fenomeen in de literatuur, punk en graffiti. Ze geeft optredens en performances in binnen- en buitenland en is gastdocent poëzie. Ozon publiceerde o.a. 14 dichtbundels, 2 romans en 2 geluidsdragers. Recente bundels waaronder Hartspanne en Zwerfzang verschenen bij uitgeverij Passage.