Ga naar de hoofdcontent
Elder Marga van Praag

Elder Marga van Praag

Van harte welkom op deze bijzondere plek. Ik ben Marga van Praag en ik ben door het Hollande Festival gevraagd om dit evenement te openen.

Dat vind ik een eer en dat ik hier nu sta dat doet me wat.

Mijn moeder, Sari, heeft hier een nacht op de betonnen vloer van de fietsenstalling geslapen. Zonder deken, zonder matras. Zó op de harde koude vloer. Het is april 1942, bij een razzia is ze door de Duitsers van de straat geplukt. 28 was ze. Een knappe joodse vrouw, Net een jaar getrouwd met mijn vader Max van Praag. Mijn vader en moeder waren een van de laatste Joodse paren die in Amsterdam in de oorlog getrouwd zijn.

En nu is ze opgepakt. Samen met anderen bijeengedreven in de fietsenstalling van de SD (Sicherheidsdienst). Wat toen de Euterpestraat was en waar we nu bij elkaar zijn. Hier heeft ze angstige uren doorgebracht. Bij het gevangenen-appèl staat ze oog in oog met SS Hauptstürmführer Aus der Fünten, die bekend staat als een fanatieke nazi, die geen mededogen kent. Er is een lange rij van bange mensen. Hij blaft tegen iedereen. Was ist ihr Beruf? Wàs? Wieder ein Schneider, fort! Fort! De ongelukkigen werden in vrachtwagens van de Wehrmacht gejaagd. Enkele reis vernietigingskampen.

Dan staat hij voor mijn moeder. Tegen haar blaft ie niet. Hij kijkt haar doordringend aan. En mompelt iets van: u doet me denken aan mijn nichtje. En dan zegt ie: "Sie können gehen". Ongelofelijk, maar waar. Ze zei altijd dat ze er behalve een blaasontsteking en een scheve heup niets aan over had gehouden. Dat is natuurlijk niet waar. Haar hele leven heeft ze dit verhaal verteld. Over het geluk dat ze gehad, die keer in de Euterpestraat. En dat is niet de enige keer dat ze door het oog van de naald kroop. Samen met mijn vader is ze een aantal keren ontsnapt aan deportatie.

Die keer dat hun huis als enige werd overgeslagen bij een razzia.

Die keer dat er op hun onderduikadres een inval was en ze zich razendsnel verstopten in een klerenkast, de hand van een Duitse soldaat voelden die langs de kleren ging.

Mijn ouders hadden geluk - hoewèl. Als iemand iets dergelijks tegen mijn vader na de oorlog riep, dan was zijn antwoord altijd, “Ik heb geen geluk gehad. Jij hebt geluk gehad, dat je niet als Jood geboren bent". Zijn ouders, zijn zusje, mijn moeder's broer, ze zijn allemaal vergast. Verraden. Ik heb nog een foto van het trouwfeest van mijn ouders in 1941. Bijna de helft van de mensen die daar op staat heeft de oorlog niet overleefd.

Mijn moeder heeft zich haar hele leven schuldig gevoeld. Schuldig dat zijn de oorlog had overleefd en al die anderen niet. Eigenlijk vond ze, dat er na de Tweede Wereldoorlog geen Joodse kinderen meer geboren moesten worden, na alles wat ze hadden meegemaakt. Maar zei ze er altijd wel meteen bij, “Ik hield zoveel van kinderen en ik was al zo oud na de oorlog, dus ik ben egoïstisch geweest.

September 1946 kwam ik, Margaretha, vernoemd naar mijn vergaste grootmoeder. En drie jaar later kwam mijn broer Chiel. Er ging bij ons thuis bijna geen dag voorbij, of op de een of andere manier kwam die oorlog wel weer ter sprake. Bij elke tegenslag riep mijn moeder altijd: ik heb de oorlog overleefd, dus dit overleef ik ook wel. Alles was minder erg dan wat er in de oorlog was gebeurd.

Of ze spraken over de oorlog in de vorm van bijzondere, dan wel grappige anekdotes uit hun onderduiktijd waar je om moest lachen. Iedere verjaardag steeds weer dezelfde verhalen in dezelfde volgorde, met dezelfde stembuigingen. Het èchte verhaal - over angst en het gevoel dat je te inferieur was om te mogen bestaan - bleef lang verborgen. Toch voelde ik als klein kind soms die angst en was ik zo bang dat ik me 's avonds wel eens onder de tafel verstopte. Want, dacht ik, dan kunnen de Duitsers me niet vinden als ze weer komen.
Veel later zei mijn moeder eens, toen ik haar interviewde over de oorlog, “Ik gun de Duitsers maar één straf - angst eeuwige angst”. En mijn vader zei in datzelfde interview, "Ik dacht soms, was ik maar gepakt, dan was ik van die angst bevrijd".

Echt waar, ik heb tot mijn 37ste gedacht dast het leven in Nederland tot stilstand was gekomen in de oorlogsjaren. Mijn ogen werden geopend op het moment dat ik schrijver-dichter Remco Campert ging interviewen over de hongerwinter ’44-’45. Als jongen van 15 was Remco uit den Haag geëvacueerd naar Epe op de Veluwe. Daar was het leven een groot jongensboek, lekker vrij van school die gesloten was door brandstof gebrek. De hele dag ravotten met vriendjes in het bos. Hé dacht ik, dat is och dezelfde tijd dat mijn ouders ondergedoken zaten en een deel van mijn familie al vergast was?

Ik ben me altijd zeer bewust geweest van mijn Joodse afkomst. Een verkeerd woord, een dubbelzinnige grap, een antisemitische opmerking: nou, dan ben je bij mij aan het foute adres! Ik kon een voorbeeld nemen aan mijn vader. Op een hete dag zaten we in onze zwemkleren op het terras van een strandtent, mijn broertje en ik waren nog klein. Er kwam een echtpaar aan ons tafeltje zitten, de vrouw in een zalmkleurig mantelpakje, de man in een wit kostuum. Hij las de Panorama. Mijn vader, die even weg was, kwam er bij in z'n zwembroek en de man in het witte pak zei luidkeels: "Daar moet je echt weer een Jood voor zijn om er zo bij te gaan zitten". Mijn vader zei niks, griste het tijdschrift uit de handen van die man, maakte er een prop van en smeet die in z'n gezicht. En riep: "De tijd dat er gejood werd is voorbij".

Hierna gooide hij koffie over het witte pak van die man en vervolgens kieperde hij meteen maar de hele tafel met koffie en chocomel over die mensen, onder de uitroep "Voorgoed voorbij!" Inmiddels had iedereen ons heen mijn vader herkend, in de jaren vijftig was hij een razend populaire zanger. Ze riepen 'Maxi, Maxi'! Onder enorm gejoel is het stel afgedropen, en wij kinderen kregen allebei een sorbet.

Mijn ouders hadden al zoveel meegemaakt dat ik het als mijn plicht zag een geweldige dochter te zijn waar ze alleen maar trots op konden zijn. Waar ze altijd op konden bouwen. Mijn eigen tegenslagen en verdriet deden er niet zo toe, want wat was dat nou in vergelijking met hun geschiedenis? Wij, die het allemaal goed moesten maken voor onze ouders; een hele generatie kinderen, geboren na de oorlog. Zelf niks meegemaakt, maar ouders die stuk voor stuk op de een of andere manier getraumatiseerd waren. Dat schept een verplichting. Zo heb ik dat altijd gevoeld. Waakzaam zijn goed opletten. Alert zijn op onrecht.

Op deze plek, 81 jaar geleden, stond mijn moeder oog in oog met de SS Hauptsturmführer Aus der Fünten, die haar spaarde, maar 18 duizend ongelukkigen de dood in joeg. Ze waren niet veel meer dan ongedierte voor nazi's.

De Euterpestraat, een straat van wanhoop en verdriet. Met die niet te bevatten geschiedenis van menselijke vernietiging in ons achterhoofd moeten we scherp blijven. Ons verzetten - ons blijven verzetten tegen discriminatie, racisme, seksisme antisemitisme. Tegen alles waarbij een mens zich superieur waant boven een ander. Dat zijn we verplicht aan toekomstige generaties, aan onze kinderen en kleinkinderen. Ik wens u een prachtige middag.



Marga van Praag (Amsterdam, 1946) was decennia het gezicht van het NOS Jeugdjournaal. Generaties kinderen groeiden met haar op, en met haar heldere en warme dictie hielp ze talloze nieuwe Nederlanders onze taal beter te begrijpen. Ook presenteerde ze jarenlang de reguliere uitzendingen van het Journaal. Daarnaast maakte ze speciale reportages voor het 8 uur Journaal. Haar onconventionele aanpak gold als spraakmakend.