Ga naar de hoofdcontent
HF x Uva: ‘Mens, pas op’ – Over Ring of Our Time

HF x Uva: ‘Mens, pas op’ – Over Ring of Our Time

Geschreven door Felicia Koops

‘Mens, pas op.’

 

Over de loopbrug midden in het publiek bewegen ze langzaam dichterbij.

 

‘Mens, pas op.’

 

Hun blik dreigend, hun ogen bloeddoorlopen.

 

‘Mens, pas op.’

 

Maar voor wat worden we gewaarschuwd?

 

Op 23 juni 2025 loop ik de grote zaal van Internationaal Theater Amsterdam binnen. Een dromerige, zacht blauwe projectie met oranje sterren die de rotsachtige achtergrond en de balkons naast het podium beschilderd, hypnotiseert mij direct. Om een grote, hemelsblauwe kring van licht heen zitten een stuk of vijftien muzikanten. Hun instrumenten liggen ontspannen in hun schoot, en zij zijn gekleed in traditionele kleding uit verschillende culturen.

 

De muziek begint. Een voor een komen de performers op, ook zij gekleed in traditionele kleding uit hun landen van herkomst. Het ene kostuum is nog prachtiger dan het andere, net als de performers zelf overigens. Hun langzame, sierlijke bewegingen en de muziek versterken de magische atmosfeer die op het toneel hangt. Ik laat mezelf rusten in hun aanwezigheid, en voel me vereerd om onderdeel te zijn van de halve cirkel die zij op het toneel vormen, afgemaakt door ons, het publiek.

 

De verhalen van de oude riviergodin Tiamat, aardegodin Ine Aya’, en zeegodin Olokun worden ten tonele gebracht. Zij worden omringd door entiteiten die ik denk te herkennen als godinnen uit andere culturen. Deze godinnen, die ons met hun schoonheid, stem en beweging al vanaf het begin voor zich in nemen, zingen over hun liefde voor het water en de aarde. Maar het vergaat hen niet goed. Het water wordt vervuild, de grond verdroogd.

 

De oorzaak van dit kwaad wordt expliciet benoemd wanneer de performers de komst van het Christendom en de Westerlingen bezingen. Op de achterwand verschijnen verslagleggingen van gebeurtenissen uit de koloniale geschiedenis, en we horen hoe de Westerling de rivieren en gebieden van de godinnen betrad, annexeerde en gebruikte voor het eigen gewin. Zonder daarbij de inheemse bevolking en natuur te respecteren.

 

Auw. Dat klopt ja. Tot nu toe was ik, naïef en bevooroordeeld, vooral aan het genieten van de vertellingen op het toneel. Ik interpreteerde het kwaad dat de godinnen overkwam als de fout van de mens in het algemeen, maar nu er jaartallen en artikelen uit het koloniale verleden op de achterwand verschijnen, weet ik wel beter. Ik voel een steek van schaamte, en er ontstaat een afstand tussen mij en het toneel.

 

Één voor één komen de performers naar voren op de loopbrug om zich tegen de Westerlingen te verdedigen. Één voor één worden zij door de voor ons onzichtbare invasie teruggedrongen en opgevangen door de anderen. Verslagen zitten zij te midden van het podium. Het doet pijn hen zo te zien, zeker omdat wij zojuist hebben mogen meegenieten van hun krachtige zang, dans en wijsheid.

 

De pijn wordt groter wanneer de godinnen ons toespreken. ‘Ik draag je elke avond in mijn schoot. Ik zing elke avond voor je. Omdat ik het wil.’ De onvoorwaardelijke, grenzeloze liefde van deze godinnen voor ons houdt zelfs niet op wanneer wij het respect voor hen verloren lijken te zijn.

 

En dan klinkt de waarschuwing. Mens, pas op.

 

In een van de laatste beelden worden wij, het publiek, aangekeken door de godinnen en entiteiten uit de voorstelling. Liefde, verdriet, teleurstelling, woede, strijdlust en trots is in hun gelaat te lezen. ‘Het spijt me,’ wil ik zeggen. ‘Ik zal jullie niet meer vergeten.’