Ga naar de hoofdcontent
interview: Elli Papakonstantinou

interview: Elli Papakonstantinou

naar aanleiding van de voorstelling The Bacchae

 

‘Controle en chaos bestaan altijd naast elkaar.’

De Griekse regisseur, schrijver en beeldend kunstenaar Elli Papakonstantinou maakt dit jaar met haar eigen theatergroep ODC (spreek uit als odysee) haar debuut op het Holland Festival met The Bacchae, een queer-versie van Euripides’ De Bacchanten. Haar werk was eerder te zien op festivals in de Verenigde Staten en Europa, waaronder O Festival in Rotterdam. Ze is erg blij om deel uit te maken van de Holland Festivalprogrammering, omdat ‘die de voorhoede toont van moderne podiumkunst’. Ze werkt nu onder andere samen met Ariah Lester, een performer uit Venezuela die opvalt met zijn androgyne verschijning en countertenor.

Wat inspireerde jou aan De Bacchanten?
‘Ik ben al een tijdlang bezig met de Griekse mythen, met het idee om ze te herschrijven. Eigenlijk gebruik ik ze om ideeën die ik heb uit te werken. Dat je de oude Grieken op zo’n radicale manier bewerkt, wordt in Griekenland overigens als weinig respectvol gezien. Maar ik maak mijn werk niet voor een Grieks publiek, maar voor een internationaal publiek.’

‘In het originele stuk zit een scène, waarin Pentheus zich verkleed als vrouw. Hij doet dat om ongezien de bacchanten te kunnen bezoeken. Maar als ze hem zien, verscheuren ze hem. Dat was de vonk die tot deze voorstelling leidde. Dit is het enige drag-element in alle Griekse tragedies die we kennen. Het inspireerde me om de hele tragedie door dit genderperspectief te lezen.’

Waarom blijf je bij de oude Grieken terugkomen?
‘De oude Grieken leefden in een patriarchaal systeem. Mannen schreven voor mannen en mannen waren de machthebbers. Dit systeem is het fundament waarop onze hele westerse samenleving is gebouwd. Daarom schep ik er genoegen in om daarnaar terug te gaan en het te ontregelen, om de breuklijnen bloot te leggen. Voor mij is dat een manier om ons denken te ontregelen.’

‘Ik heb het dan over het logos, het rationele verhaal van de tragedie, waarin de wetten worden voorgeschreven. Je hebt ook nog het mythos, de mythe en die is juist helemaal vrij. Dat is het deel van de tragedie dat gebaseerd is op oudere gebruiken. Het is de collectieve droom die zich niks aantrekt van de wetten en regels. In de mythe zie je de ware verlangens van de mensen terug.’

‘In mijn werk wil ik nieuwe verbindingen leggen met die mythos. Ik wil de mogelijkheden verkennen, die onze samenleving, die erg beperkt is geworden door materialistische krachten, ook heeft. In het geval van The Bacchae gebruik ik vooral de mythe. Dus het publiek moet niet verwachten om veel van de oorspronkelijke tragedie te zien.’

Wat gaan we dan zien?
‘Een postapocalyptische wereld met invloeden van futurisme en pop. Een familie die de verjaardag viert van moeder ­Agave. Het is een keurige, verstikkende, politiek correcte wereld, waarin gender en relaties worden bepaald door strike regels en labels. Maar dan verschijnt Dionysos, god van de drank en het plezier, in zijn ninja-pop persona. Als een meteoriet treft hij deze plek op aarde. Dan gebeuren er dingen. De bacchanten kunnen hun lichaam niet meer onder controle houden, ze kleden zich uit en verorberen koning Pentheus. De voorstelling verandert dan van teksttoneel in dans- en muziektheater.’

Is het een hoopvol verhaal?
‘Ja, het is in mijn ogen een hoopvolle performance. Wat ik hoopvol vind is dat het geen klassiek Amerikaans happy end heeft, maar dat het ons in staat stelt om onszelf in ander licht te zien. Dat we ons gender kunnen verkennen. Dat we alternatieven hebben. Dat we ooit echt onszelf kunnen zijn.’

Je werk lijkt zich te ontwikkelen van toneel in de richting van muziektheater.
‘Ik werk graag met mixed media. Ik onderzoek altijd nieuwe genres. Tijdens de covidperiode was ik bezig met digitaal theater. Ook heb ik locatietheater gemaakt, onder andere in concentratiekampen. In dit geval wilde ik de sprong maken van taal naar een non-verbale wereld, als dans en muziek het overnemen. Ik ben geïnteresseerd in dat breekmoment, de drempel die dan wordt geslecht. Ik hoop dat het publiek wordt verleid om mee te gaan naar die andere wereld. Dat ze niet geïntimideerd zijn door de waanzin en gekte, maar daarin nieuwe mogelijkheden zien, een manier om vrij te zijn.’

Werk je daarom met Ariah Lester?
‘Ik zag Ariah een paar keer optreden in Rotterdam. Ik hou van zijn uitzinnige werk als zanger en componist. Hij maakte de muziek voor deze voorstelling en speelt erin. Het is belangrijk om voor een voorstelling als dit samen te werken met mensen voor wie queerness een levensstijl is. Ariah speelt Dionysus, hij is de pop-god die alles opschudt. Wat ik belangrijk vind als ik iets maak met anderen: ieder van ons ziet de wereld op een andere manier, daarom iedereen brengt zijn eigen perspectief mee.’

Je begon je carrière als theatermaker in Engeland.
‘Ik ging weg uit Griekenland toen ik 20 jaar oud was. Ik woonde 15 jaar in Engeland, omdat ik erg geïnteresseerd was in Engels theater. Ik kon destijds samenwerken met bijzondere mensen zoals Sarah Kane en anderen uit de in-yer-face-beweging. Ik voelde me thuis in die groep. Engels theater was volop in beweging. Eindelijk veranderde iets. Schrijvers zoals Sarah Kane verkenden onontgonnen gebied dat totaal voorbij ging aan realisme. We konden de zaken opschudden.’

Is dat nog steeds iets wat je met je werk wil doen?
‘Ik zoek nog altijd naar grenzen om te doorbreken. De Griekse crisis in 2011 was voor mij een keerpunt. Ik woonde toen met mijn gezin in Berlijn en besloot om terug naar Griekenland te verhuizen, omdat ik heel graag wilde ervaren wat daar gebeurde. Wat toen in Griekenland gebeurde, was indicatief voor een gevoel dat in heel Europa leefde. Het was een overgang. Die tijd heeft mijn werk enorm beïnvloed.’

‘Als het systeem uit elkaar valt, wordt kunst belangrijker. Mensen begonnen zich af te vragen hoe ze hun leven moesten leiden. Ons dagelijks leven werd steeds irrationeler. Wat de ene dag normaal was, was de andere dag verdwenen. Opeens konden we niet meer met onze pinpas betalen, want er was een maximum van 40 euro per week. Demonstraties werden onderdeel van het dagelijks leven. Ik zag een vrouw lopen tussen de demonstranten. Ze was gekleed als in de jaren 30 en zong heel langzaam een ​​oud liedje. Er ontstond toen bij veel mensen een ander begrip van kunst. Niet meer als product om te consumeren, maar als een collectieve plek om te dromen. Als voorwaarde om te overleven.’

Je zag de crisis als een uitweg, een opening voor een nieuw begin.
‘Ik heb me mezelf toen bevrijd. Wij, kunstenaars bedoel ik, maken allemaal deel uit van een systeem, van een culturele industrie, waarvan je maar moet weten hoe je je daarin moet bewegen. Als dat systeem instort, ben je helemaal vrij om te creëren. Dat was niet alleen voor mij heel bevrijdend. Er was in Griekenland een rockster die ineens oude liedjes begon te zingen. In een interview zei hij dat hij altijd al oude liedjes wilde zingen, maar het zichzelf nooit toestond, omdat iedereen wilde dat hij rocknummers zong. Maar toen kon het opeens, want er was geen geld mee gemoeid.’

Hoe zag je deze bevrijding terug in je werk?
‘Je ziet het terug in The Bacchae. Ook de oude Grieken kenden dit soort momenten. Zij stellen: de mens komt voort uit chaos en probeert deze chaos vervolgens te reguleren. Ik denk dat onze moderne samenleving dit soort crises nodig heeft, om ons te herinneren aan de chaos waaruit we allemaal ontstaan zijn. Controle en chaos bestaan altijd naast elkaar.’

Interview door Vincent Kouters