Ga naar de hoofdcontent
Mijn oma was echt otemba

Mijn oma was echt otemba

Tekst: Saskia de Haas

 

Een van de eerste toneelvoorstellingen die ik zag, was Het temmen van de feeks van het toenmalige Toneelgroep Amsterdam. Ik herinner me hoe Kate gespeeld door Halina Reijn naakt en onstuimig, als een ontembaar dier, over het toneel raasde. Op een gegeven moment kroop ze in een koelkast – iets wat me destijds kennelijk enorm fascineerde – en aan het eind liet ze haar urine lopen. Een vorm van overgave aan de man. Petrucio, gespeeld door Hans Kesting, likte die op als ultieme liefdesverklaring. 
Hoewel het toneelstuk Het temmen van de feeks heet, en niet Het temmen van de vrouw, denk ik toch altijd bij het woord ontembaar aan het wilde en beestachtige gedrag van Kate. Wordt een vrouw die getemd wordt niet altijd een feeks? En waarom slaan beide woorden alleen op vrouwen? 
De echte ontembare in het stuk was trouwens Hans Kesting, die halverwege (vermoedelijk geënsceneerd, maar daar was ik toen nog een te onervaren kijker voor om dat door te hebben en te kunnen beoordelen) woedend uit zijn rol stapte om het publiek toe te spreken. Er was wat geroezemoes in de zaal en dat leidde hem af.

 

In Japan bestaat het woord otemba, een verbastering van het Nederlandse ontembaar. Via de handel tussen Nederland en Japan in de VOC-tijd is het woord daar terechtgekomen. In Japan wordt het nog altijd gebruikt om meisjes of vrouwen te beschrijven die wild, onstuimig of jongensachtig zijn.


Op vrijdag 20 juni 2025 zag ik de muziektheatervoorstelling Otemba – Daring Women op het Holland Festival. De voorstelling is gebaseerd op het schilderij Portret van Pieter Cnoll, Cornelia van Nijenrode, hun twee dochters Catharina en Hester, de tot slaaf gemaakte Surapati en een tot slaaf gemaakte vrouw (Batavia, 1665) van Jacob Coeman, dat in het Rijksmuseum hangt. Het woord otemba staat in de voorstelling symbool voor de twee hoofdpersonages, Cornelia van Nijenrode, die uit het schilderij stapt, en Kirana Diah, de Indonesische conservator uit Jakarta (voormalig Batavia) die na vele prestigieuze studies aan verschillende universiteiten nu voor het Rijksmuseum werkt. Ze worden neergezet als twee onafhankelijke en ontembare vrouwen die hun eigen pad volgen; moedig en krachtig. Geen Kate’s dus, die wild en beestachtig over het toneel razen. 

 

Op de achterwand van het toneel in Muziekgebouw aan ’t IJ wordt het schilderijvan Jacob Coeman geprojecteerd. Er wordt flink ingezoomd. De camera beweegt over het schilderij – de zee, de twee schepen in de verte, de rotsen, begroeiing en bergen. Ik moet aan mijn voorouders denken. Mijn opa komt uit een rijke familie uit Djokjakarta, waar ze een suikerfabriek hadden. Zou hij ook op dit soort landgoederen zijn geweest? 
Op de grond een pluizig wit hondje. In de hand van een van de dochters een puppy, in haar andere een waaier. Een zacht en onschuldig beeld. Vol in het licht staat Cornelia van Nijenrode. Ze neemt ruimte in en kijkt je als enige in het schilderij recht aan. Rechts van haar in het donker twee bedienden: een jongen met een vaandel en een meisje met in haar handen een fruitschaal. Twee tot slaaf gemaakten. De jongen blijkt de latere verzetsheld Untung Surapati. Het meisje heeft geen naam, zoals al die vrouwen geen naam hadden. 

Over de stamboom van mijn opa is weinig bekend. Het enige dat ik weet is dat zijn ouders Indisch zijn en dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. De stamboom van mijn oma gaat terug tot een Berlijnse kapitein die ooit voet zette in Batavia. Vanaf dan is de stamboom een grote mengelmoes van inheemse vrouwen zonder naam, en mannen met gemengd bloed. De verzetsheld Diponegoro wordt als voorvader genoemd (al vraag mij af of dat historisch juist is). Ook hij hangt in het Rijksmuseum. 
Als ik mijn familie op dit schilderij zou moeten plakken, dan vermoed ik dat mijn voorouders zowel op de plek van Pieter Cnoll en Cornelia van Nijenrode hebben gestaan, als die van de jongen en het meisje rechts in de schaduw. 
Mijn oma zei namelijk altijd dat haar oma een prinses was. Vorig jaar las ik in het boek Daar werd wat gruwelijks verricht van Reggie Baay over slavernij in Nederlands-Indië, dat veel Indische families van een prinses afstammen. Als manier om te verbloemen waar iemand werkelijk vandaan kwam: van tot slaaf gemaakte vrouwen en njai’s. 


Als Kirana aan haar collega Miro vraagt om met AI de verflagen te analyseren omdat ze meer wil weten over de bedienden in de schaduw, klinkt er een stem uit het verleden. 'Slaves are not worth seeing!', zingt Cornelia met diepe indringende keelklanken. De woorden boren een weg bij mij naar binnen. Wie is die stem? Is dat de stem van de kolonisator van toen? Of ook van de nakomelingen? 


Restauratie is, zeker bij koloniale kunst, volgens Kirana een onderhandeling met het verleden. Het restaureren van een schilderij is niet alleen een technische of esthetische daad, maar ook een politieke. Wat wordt meer zichtbaar gemaakt en wat onzichtbaar? 

 

Als het museum is gesloten en Kirana besluit door te blijven werken, komt Cornelia van Nijenrode uit het schilderij. 
Beide vrouwen worden krachtig en enorm geëmancipeerd neergezet. Cornelia van Nijenrode wilde van haar man scheiden en is als eerste vrouw in Nederland een rechtszaak begonnen. 
Ik moet denken aan de ontembare en krachtige vrouwen uit mijn omgeving. Mijn moeder is een grote vrouw, die zoveel rust en bedachtzaamheid uitstraalt dat het haar krachtig maakt. Ze heeft mij al van kinds af aan meegegeven dat het belangrijk is dat je onafhankelijk bent als vrouw. Dat je vrij moet zijn om je eigen weg te kunnen gaan. En dat je je hele leven kan blijven leren en studeren. Ook haar moeder, mijn oma, was een heel geëmancipeerde vrouw. Zeker voor die tijd. Ze werkte hard (zelfs tot ver na haar pensioen) en had het eerste uitzendbureau voor vrouwen opgericht. 
Mijn andere oma, van de Indische kant, stond iedere dag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in de keuken – en als ik iets had meegekregen over traditionele rolverdelingen dan werd altijd het aanrechtblad benoemd. In mijn ogen was ze niet geëmancipeerd. Ik dacht dat zij gebukt ging onder de oorlogstrauma’s van mijn opa. Hij had in het Jappenkamp gezeten en moest als dwangarbeider aan de dodenspoorlijn werken. Van mijn oma wist ik weinig. Behalve dat ze ontzettend lief en zorgzaam was. Ze overleed toen ik elf jaar was. Ik heb haar nooit als ontembaar, onafhankelijk, moedig of krachtig gezien.
Via mijn nichtje kreeg ik zo’n twee jaar terug een oorlogsslachtofferverklaring van mijn oma in handen waarin zij schrijft hoe zij tijdens de Tweede Wereldoorlog door haar stiefmoeder voor geld is verkocht aan Japanners. Als troostmeisje. Ze schrijft hoe ze naar een hotel is gebracht en hoe ze daar vervolgens uit de lobby ontsnapte. Dat ze is gaan rennen. Zo snel, zo hard en zo ver weg mogelijk. 

 

In de voorstelling praat Kirana in de we-vorm als het over de tot slaaf gemaakten gaat. 'Show the world who we are.' Ik geloof niet in wij. Niet in stelletjes die alles samendoen en vinden. En al helemaal niet in groepen. Iedereen die in de wij-vorm praat, ontneemt een ander zijn woorden, zijn gedachten, zijn gevoel. 
En over wie heeft ze het eigenlijk als ze het over ‘we’ heeft? Over alle Indonesiërs? Of over alle tot slaaf gemaakten in voormalig Nederlands-Indië? En bedoelt ze dan ook de tot slaaf gemaakten uit India, Sri-Lanka en Afrika? 
Vaak wordt er tegenover een ‘we’ ook een ‘ze’ gezet. Een goed tegenover een kwaad. Een dader tegenover een slachtoffer. Maar als ik die labels op mijn eigen voorouders probeer te plakken, raak ik in de war. Ze zijn het allemaal. 


Er wordt gezongen hoe Cornelia sterft, terwijl ze vecht voor haar vrijheid, net als Surapati. Ook dat wringt bij mij. Cornelia behoorde tot de koloniale elite. Ze had rijkdom, macht, en veertig tot slaaf gemaakten in dienst. Ja, ze deed iets bijzonders. Vooral in haar tijd door als eerste Nederlandse vrouw naar de rechter te stappen om een scheiding aan te vragen en te vechten voor haar vrijheid – en het behoud van haar geërfde vermogen. Maar ik vind dat niet te vergelijken met het gevecht van verzetsheld Surapati die van zijn tweede meester (die hem mishandelde) ontsnapt is om vervolgens te strijden voor onafhankelijkheid. Of zou het ironisch bedoeld zijn? Dit heb ik mij tijdens de voorstelling vaker afgevraagd. Of bepaalde tekens ironisch waren. Of het gebrek aan subtekst.
Hoewel beide vrouwen worden neergezet als ontembare, krachtige vrouwen, begin ik daar steeds meer aan te twijfelen. In hoeverre zijn Cornelia en Kirana toonbeelden van ontembare – daring women? Personage Kirana werkte zich op via internationale studies en bekleedt nu een invloedrijke positie binnen het Rijksmuseum. Ze spreekt zich uit, en lijkt daarin nauwelijks belemmerd te worden. Behalve door het haperende AI-systeem. Bestaat ontembaarheid zonder onderdrukking? Of is Kirana’s ontembaarheid vooral intellectueel en symbolisch als hoogopgeleide Indonesische vrouw binnen een Westers instituut? 


Mijn oma heb ik nooit gezien als een ontembare, moedige vrouw. Maar ze rende wel weg! Is dat niet juist het meest ontembare en moedige dat je kunt doen? Het radicaal kiezen voor jezelf, voor ontsnapping, voor leven. 'Like Surapati did.'

 

Weken later achtervolgen de keelklanken van Cornelia mij nog steeds. Ze beklijven. Net als het schilderij, de schaduwen in het schilderij, en mijn familiegeschiedenis die net als Cornelia van Nijenrode tot leven is gekomen. 
Ik vraag mij af of ik de voorstelling anders had bekeken zonder de titel Otemba – Daring Women. Misschien moeten we het woord ontembaar naast het schilderij in het museum hangen. Als herinnering aan een tijd waarin we krachtige vrouwen nog wilden labelen. Want juist door het uitzonderlijk te maken, benoem je wat vanzelfsprekend zou moeten zijn: vrouwen die hun eigen weg gaan. 


Saskia de Haas is deelnemer van het schrijflab hybride kunst. Domein voor Kunstkritiek organiseert in opdracht van Holland Festival op en rond editie 2025 een schrijflab waarin zij met (pre-)mid career schrijvers nieuwe woorden zoeken voor innovatieve, hybride kunstvormen.