Het niet-neutrale lichaam
Met zijn transformaties op het toneel en de gesprekken ernaast liet Harrell zien dat het lichaam geen neutraal expressiemiddel is. Het is altijd gekleurd door de eigen en collectieve geschiedenis, tradities, culturele codes en strijd. Dat besef keerde terug in het werk van andere makers. DD Dorvillier worstelde zich in No Change or “freedom is a psycho-kinetic skill”door een landschap van microfoons, kabels en lichtinstallaties. Het lichaam in Ola Maciejewska’s The Second Body versmolt bijna letterlijk met een groot blok ijs. En Gisèle Vienne belichtte in het aangrijpende Extra Life de effecten die trauma en herstel kunnen hebben op lichaam en geest.
Extra Life werd aangeduid als dansvoorstelling maar, een belangrijke rol was weggelegd voor de muziek van elektronicagrootheid Caterina Barbieri. En zo speelde muziek opvallend vaak meer dan een bijrol in dansvoorstellingen – en andersom. Terry Riley’s minimalistische compositie In C zette de verhoudingen op scherp tussen de individuele danser en het ensemble. En in Study for Life, een eerbetoon aan de twee jaar geleden overleden Finse componist Kaija Saariaho, werden vijf van haar werken uitgevoerd door leden van Asko|Schönberg die onderdeel waren van de choreografie. Zij bewogen mee met dansers van de Tero Saarinen Company.
Sterke vrouwen en klimaatverandering
Lichamelijke kwetsbaarheid speelde een grote rol in het Holland Festivalprogramma van dit jaar maar het thema kreeg ook andere invullingen. Het verdriet van moeders in oorlogsgebied werd vertolkt in Told by My Mother. In Trilogia Cadela Força – Capítulo II: The Brotherhood legde Carolina Bianchi vrouwenhaat en seksueel geweld onder de loep. En Otemba – Daring Women vertelde het verhaal van de Nederlands-Japanse Cornelia van Nijenrode, die staat afgebeeld op een 17e-eeuws schilderij uit het Rijksmuseum en als eerste vrouw in de Nederlandse geschiedenis een rechtszaak aanspande over financiële zelfbeschikking toen ze wilde scheiden van haar tweede echtgenoot.
De kwetsbaarheid van het milieu en de desastreuze gevolgen van de klimaatcrisis waren onderwerp van verschillende voorstellingen. The Second Body maakte het smelten van de poolkappen heel concreet in een een-tweetje tussen danser en reusachtig ijsblok. Ook bij Study for Life was een smeltend ijsblok, opgehangen in de foyer, onderdeel van de voorstelling. In Ring of Our Time werden mythen en rituelen uit verschillende landen en regio’s gecombineerd in een ecologische opera. En Small Island Big Song is de naam waaronder zangers, muzikanten en andere makers van eilanden in de Stille en Indische Oceaan een ode brachten aan hun leefomgeving. Het water geeft voedsel, handel en leven, maar dreigt door de stijgende zeespiegel nu de eilanden op te slokken.
In Ring of Our Time werden expressievormen van zeer uiteenlopende culturen gecombineerd, waarbij artiesten elkaars muzikale taal hebben eigengemaakt. Die verregaande vermenging van culturen en tradities op basis van gelijkwaardigheid liep als een rode draad door het hele festivalprogramma. Het Atlas Orkest bracht topsolisten uit alle hoeken van de wereld bij elkaar. In Forbidden Echoes werd elektronica gekoppeld aan onder andere ney, Iraans slagwerk en santur. En in Otemba - Daring Women kregen de westerse zangpartijen weerwoord van een zangeres uit de traditie van het Japanse Noh-theater. Met deze voorstelling stond het Holland Festival ook stil bij de viering Amsterdam 750. En geïnspireerd op dit verhaal ontwierp Badass Tours de stadswandeling Daring Women Walk waarin niet alleen Cornelia van Nijenrode, maar ook andere vrouwen uit de 17e eeuw een plek kregen.
Kunstmatige intelligentie en kunst
Met de openingsvoorstelling Cyber Subin sneed het Holland Festival dit jaar een hoogst actueel thema aan. Het dansgezelschap van Pichet Klunchun, de belangrijkste hedendaagse choreograaf van Thailand, zette kunstmatige intelligentie in om de traditionele Khon-dans opnieuw te interpreteren, door bewegingen van dansers en de snelheid waarmee ze worden uitgevoerd te bepalen. Ook bezoekers mochten prompts geven en zelf het podium op. Zo werd invoelbaar gemaakt hoe AI kan worden ingezet als creatief gereedschap waarmee cultureel erfgoed – dat anders misschien verdwijnt – kan worden gereactiveerd.
Ook in From Dust, de VR-opera van Michel van der Aa, is AI verantwoordelijk voor een deel van de scènes waarin je door avatars wordt toegezongen. En in Under Construction ging Geumhyung Jeong een duet aan met zelfgebouwde robots. Door hun imitaties van menselijke bewegingen lieten ze de beperkingen zien van het lijf van vlees en bloed, maar ook die van de technologie. De mens is vooralsnog superieur en zit aan de knoppen. Jeong ondersteunde haar creaties bij het rechten van de rug of buigen van de benen als een geduldige ouder die een peuter leert lopen.
Betrokken publiek
De dansers van Pichet Klunchun Dance Company waren zeker niet de enigen die actief het publiek betrokken bij hun voorstelling en ook Welcome to Asbestos Hall draaide voor een groot deel om het informele contact tussen makers en bezoekers. Bij het late night-optreden van Craig Taborn bijvoorbeeld zaten de luisteraars in een knusse cirkel om hem en zijn orgel heen. En ook op andere plekken werd de afstand tussen artiest en bezoeker zo klein mogelijk gemaakt, soms zelfs uitgewist. Het Paraorchestra nodigde het publiek uit om zich tussen de musici te begeven, waardoor het wij-zij-onderscheid grotendeels verdween. Luisteraars gingen anders kijken naar de musici – en naar elkaar. Deze vorm van publieksparticipatie is het tegendeel van anoniem een voorstelling tot je nemen. Je moet kleur bekennen, meedoen,onderdeel worden.
Die betrokkenheid werd in meer algemene zin vergroot door de compactere opzet van het festival: meer evenementen dan voorheen maar in minder dagen. Bezoekers met kaartjes voor meer dan tien voorstellingen waren geen uitzondering. Zij dompelden zich volledig onder in de festivalsfeer, inclusief onderlinge vergelijking van ervaringen en het opdoen van nieuwe indrukken. Het aantal matineevoorstellingen was dit jaar uitgebreid, in de weekenden waren er workshops en een nachtprogramma, wat weer een heel andere doelgroep aantrok.
Zo draaiden tijdens Welcome to a Night in Asbestos Hall, gecureerd in samenwerking met Bar Bario en Suzy Blok, dj’s Noise Diva en YoungWoman tot in de late uren en waren er doorlopend performances te zien van lokale kunstenaars: van de dragking-performance door House of Løstbois tot het hybride werk van Robin Nimanong waarin ballroom, dans en video samenkwamen. Tijdens de clubnacht in Parallel, in samenwerking met Africadelic, besteedde het festival aandacht aan 50 jaar ‘on’afhankelijkheid (1975-2025) van vijf Afrikaanse landen – Angola, Mozambique, Kaapverdië, São Tomé & Príncipe en de Comoren – en Suriname. Met als hoogtepunt de liveoptredens van Batida en Noite e Dia uit Angola.
In Welcome to Asbestos Hall konden deelnemers in de workshop Cybernetics Dance onder begeleiding van choreograaf Pichet Klunchun en onderzoeker Pat Pataranutaporn zelf aan de slag gingen met de interface uit de voorstelling Cyber Subin. En Vitor Hamamoto nodigde mensen uit om zich via geïmproviseerde beweging open te stellen en de vertraging op te zoeken in de workshop Corpo entre ar.
Grootschalig werk
Ondanks het niet beschikbaar zijn van een aantal grote locaties in Amsterdam was er geen gebrek aan producties van formaat. Groots was in ieder geval Bérénice, in regie van Romeo Castellucci, waarin de Franse topactrice Isabelle Huppert de 17e-eeuwse toneeltekst van Racine als monoloog tot leven wekte. Ronduit monumentaal was Star Returning, de opera met dans over de tradities van het Chinese Yi-volk die werd opgevoerd in het Haagse Amare.
Met een speeltijd van zeven uur is De seizoenen, in regie van Eric de Vroedt en Het Nationale Theater, met recht een marathonvoorstelling: met een minimum aan rekwisieten en een maximum aan acteertalent werd de aandacht moeiteloos vastgehouden. Veel meer decor – het interieur van een compleet Chinees restaurant – stond op het podium voor ROHTKO van Łukasz Twarkowski. Het verhaal over een schilderij van Mark Rothko dat in de jaren 90 werd verkocht voor $ 8,4 miljoen en later werd ontmaskerd als namaak, vormde de basis voor deze voorstelling. Dat resulteerde in een onvergetelijk spektakelstuk op de grens tussen theater en cinema, dat diepgravende vragen stelde over authenticiteit en wat dat waard is – financieel maar ook emotioneel.
Door een samenwerking met het Oranjewoud Festival in Heerenveen en de NTR kon een eenmalig optreden van het Atlas Orkest worden gerealiseerd. Veertig topsolisten op Aziatische en Europese instrumenten voerden een nieuw werk uit van Joël Bons, de componist die ruim twintig jaar geleden al transcultureel pionierde met het veel kleinere Atlas Ensemble. Ook in de categorie ‘once in a lifetime’ valt de voorstelling Ring of Our Time, waarin vier composities uit verschillende windstreken waren te horen door kunstenaars uit Nigeria, Irak, Indonesië, Mexico en Noord-Europa. Delen van Miranda Lakervelds ‘eco-opera’ zijn te zien geweest op andere plekken in de wereld of zullen nog gespeeld worden, voor weer heel andere doelgroepen.