Tekst: Julia de Dreu
29 juni — Vandaag begin ik aan mijn tekst voor Domein voor Kunstkritiek en het Holland Festival, maar niet voordat ik dat zo lang mogelijk heb uitgesteld. Ik ben moe. De hitte slaat op mijn hersenen. Eerst mijn aantekeningen maar eens overtypen.
15 juni — Om 16:50 kom ik aan bij Likeminds, Amsterdam-Noord, voor de eerste studiopresentatie van Trajal Harrell, associate artist van het Holland Festival, die hier de komende tijd met zijn dansers aan nieuw materiaal werkt. Op gezette tijden wordt het publiek daarbij uitgenodigd en vandaag is er zo’n visit; een presentatie van ongeveer een halfuur in een theaterzaal slash loods die recht doet aan de process art die er zal gaan ontstaan — intrigerende term, proceskunst; anders dan bij een work in progress wordt er niet toegewerkt naar een eindproduct; het creatieproces staat centraal en beweegt, vernieuwt en reageert op impulsen. Er mag na afloop niet worden geapplaudisseerd, een aantal mensen doet dat reflexmatig toch.
Met mijn fiets op de pont denk ik aan wat ik heb gezien. Harrell en drie andere dansers cirkelden een halfuur over een krijtstreep op de vloer, eerst verwrongen, kwetsbaar, slepend, daarna expressiever, uitmondend in een avantgardistische modeshow, de prijskaartjes hingen nog aan de kledingstukken — hm, vreemd en grappig, vind ik, en ik denk aan mijn docent op de kunstacademie, bril laag op zijn neus, ons de vraag stellend wie hier chocola van kan maken, de daaropvolgende zenuwachtige stilte in het lokaal. Nee, ik kan er geen chocola van maken. Het intrigeert me op een manier die ik nog niet kan vatten, alsof mijn geraaktheid onder de woorden ligt en zich niet laat optrekken. Op de fiets door het Amsterdamse verkeer vervliegen mijn gedachten weer.
16 juni — Tijdens een tekstbespreking met de Domeingroep wordt gezegd dat je de doodlopende paden ook moet bewandelen om te weten dat ze doodlopen. Ik probeer te schrijven, de paden af te lopen, maar het gaat moeizaam. Ik wist al dat ik een essay zou gaan schrijven nog voordat ik wist dat mijn onderwerp, proceskunst, zich tegen de notie van een eindproduct keert. Ik zoek naar manieren om mijn taal te vertragen, op afstand te zetten van het daverende gedender van de vooruitgang, lees ik bij Lidy van Marissing — de geïnternaliseerde doelmatigheid weer externaliseren, uit mijn denken duwen. Daarin schuilt vast de aantrekkingskracht van proceskunst, waarbij niet het prestatiedoel maar de zoektocht zelf openbaar en toegankelijk wordt gemaakt.
17 juni — Eén van mijn vrienden heeft het officiële advies gekregen om niet meer naar de Verenigde Staten af te reizen. We vegen het laatste beetje curry met naan van onze borden. ‘Let op’, leest hen voor van de website van de Rijksoverheid, ‘De Amerikaanse autoriteiten accepteren als geslachtsvermelding alleen een M of V (male of female). Dit heeft de Amerikaanse overheid op 20 januari 2025 bepaald.’ Ik weet niet hoe ik hun lach moet interpreteren. Misschien is de X in hun paspoort, denk ik wanneer ik onze borden opstapel, niet alleen de afwijzing van binaire genderidentiteit maar ook de afwijzing van identiteit als statisch gegeven, gekaderd, afgebakend. Mijn vriend legt hun telefoon weg met het scherm naar beneden, zegt dan schouderophalend dat hen toch al niet naar dat rotland wilde.
18 juni — Twee lijnen in het artistieke netwerk van New York van de jaren zeventig: in het noordelijk gelegen Harlem ontstond in een gemeenschap van voornamelijk zwarte en latino queers de ballroomscene, een onderzoek naar en viering van genderidentiteit en -expressie. Gelijktijdig onderzochten voornamelijk witte kunstenaars en choreografen van Judson Dance Theater in Zuid-Manhattan hoe dans kan worden gemoderniseerd, onder meer door dans te strippen van voorgeschreven traditionele genderrollen.
Het was een kwestie van tijd eer die twee werelden zouden samenkomen, vertelt Harrell tijdens een interview in De Balie. Op uitnodiging van Judson Dance Theater werkte hij vanaf 2009 aan Twenty Looks or Paris is Burning at The Judson Church, waarin hij de vraag centraal stelde hoe voguing, afkomstig uit de ballroomscene, eruit zou kunnen zien als het zich een minimalistische bewegingstaal eigen zou maken. “I mean,” zet hij zijn uitspraak kracht bij, “all these people were gay!” De zaal lacht. Hij wekt de indruk zichzelf eerder als een bemiddelaar van de tijd te zien dan een doorgebroken kunstenaar.
Wanneer het gesprek ten einde komt wil ik niet naar huis. Er hangt iets in de lucht waar ik me aan vastklamp. Ik drink koffie, neem de tijd om te schrijven, denk aan Harrell die vertelt over zijn artistieke carrière alsof het plotpunten zijn in een autobiografische film, maar ook erkent dat zijn arbeid niet noodzakelijkerwijs leidt tot de beoogde resultaten. Door het proces onderdeel te maken van zijn oeuvre, verlegt hij de focus naar een ander belangrijk aspect van kunst: dat het weliswaar een richting heeft, gezien het een productieve kracht is, maar dat deze richting meestal niet opwaarts is en zeker niet rechtlijnig. Het creatieve proces verloopt, net als de kunstgeschiedenis trouwens, met horten en stoten, in series van vormende crises, al dan niet toevallige ingevingen en hun verwerking.
19 juni — Op straat word ik aangesproken door een jonge vrouw. Omdat ik schrik blijf ik staan. If you choose Jesus, you choose the eternal life, zegt ze. Ik denk aan mijn moeder, die vroeger niet kon slapen bij de gedachte aan het eeuwige leven. Ze raakte benauwd en viel van het geloof. Met het verdwijnen van het grote verhaal ontstond een nieuwe tijdsbeleving, minder definitief, met meer ruimte voor gelijktijdelijkheid. De ruimte werd geopend voor verwarring, richtingloosheid en het daaraan verbonden gevoel van vrijheid.
(30 juni — Nu ik dit fragment teruglees, vraag ik me af waarom het er staat. De val van mijn moeder is geen element dat ordent of structuur aanbrengt. Er is geen vervulling, rondheid of voltooiing uit ontstaan. Het is eerder een beweging die het verhaal openbreekt, die de bestaande structuur destabiliseert, op zoek naar waarden die minder vastliggen, minder bepaald zijn — dan is mens-zijn ook voortdurend veranderlijk.)
22 juni — Een volgende presentatie in Likeminds. Dit keer word ik met een deel van het publiek naar de studio op de tweede verdieping begeleid, maar ik ben pas de vierde groep, dus voor het zover is hang ik wat rond, grasduin door de boeken op de leestafel, of liever gezegd de toontafel van aan elkaar tegengestelde stemmen. Ik blader door de fragmenten, essays en kritieken van Friedrich Schlegel. Mijn oog valt op fragment 102: ‘Vrouwen hebben absoluut geen gevoel voor kunst, wel voor poëzie. Ze hebben geen aanleg voor wetenschap, wel voor filosofie. Het ontbreekt hun niet aan een vermogen tot speculatie, aan innerlijke aanschouwing van het oneindige; alleen aan abstractie, die veel eenvoudiger kan worden aangeleerd.’ Ik laat het een andere bezoeker lezen, zij vindt het ook raar en grappig. In het nawoord lees ik dat Schlegel geen hoge dunk had van vrouwen, omdat hij ‘bij vrouwen nooit iets [heeft] gevonden van dit streven naar het oneindige’. In een ander boek — Writings and Interviews van Marc Camille Chaimowicz — lees ik: ‘most art is defined, produced, and controlled by men, it’s very male and that is probably one of the reasons why it’s mostly so boring’.
In de solo die ik daarna bekijk, sleept een vrouwenlichaam zich voort, traag en vreemd, spastisch haast. Ik herken de muziek van Björk en Billie Eilish. Dat de zojuist gelezen teksten resoneren is min of meer toeval; op tafel lagen tal van boeken en de solo wordt voor andere groepen door mannelijke lichamen gedanst. Maar ook die lichamen worden begeleid door de tekst van Eilish — ‘They called me weak / Like I am not just somebody’s daughter’ — en ik denk onwillekeurig aan de titel van het interview met Harrell in NRC: ‘Veel dans gaat over kracht, ik wil juist kwetsbaarheid laten zien’.
23 juni — Ik lees in mijn aantekeningen: ‘Wordt bij proceskunst het oordeel van de toeschouwer onschadelijk gemaakt? Werk dat nadrukkelijk in beweging is, draagt de belofte dat het altijd, eventueel, nog beter zou kunnen worden. Dat maakt proceskunst sympathiek, maar ook vrij ongevaarlijk’. Nu denk ik dat het evengoed de andere kant op kan worden getheoretiseerd: hoewel de kunstenaar werk toont dat per definitie onaf is, zullen toeschouwers er met hun door eindproducten gevormde kader naar kijken en over oordelen. Wat zou er veranderen in onze perceptie van de werkelijkheid als we onszelf een minder statisch begrippenkader zouden opleggen?
26 juni — Vandaag werk ik achter de receptie van een theater. Een bijbaan die me kalmeert. Maar dit keer is het rustig, waardoor ik te veel tijd heb om zomaar wat rond te klikken op het internet. Op Goodreads schrijft iemand bij mijn lievelingsboek: ‘Wat is dat toch met millennials en hun obsessie met non-lineaire tijd???’. Ik klik langs nieuwsberichten, opiniestukken, columns. In een ander tabblad kijk ik naar wat ik denk dat een hittekaart van Europa is, maar een regenboogindex blijkt te zijn. In de donkergroene landen wordt er het meest gedaan voor de veiligheid van queer personen (Malta, België, IJsland) en in de donkerrode het minst. ‘De ontwikkelingen in het Verenigd Koninkrijk, Hongarije, Georgië en daarbuiten zijn geen geïsoleerde regressies, maar onderdeel van een gecoördineerde wereldwijde repercussie gericht op het uitwissen van LGBTI-rechten, gepresenteerd als de verdediging van traditie of publieke stabiliteit, maar in werkelijkheid bedoeld om discriminatie te verankeren en afwijkende meningen te onderdrukken’, schrijft ILGA-directeur Katrin Hugendubel in een statement op de website.
Ik heb minder behoefte aan kunst die me een totaalervaring serveert en meer aan kunst die is ingebed in mijn dagelijks leven, aan kunst die niet te opdringerig is — ik wil nergens uit opgetild worden, ik wil gewoon hier zijn, aan dit bureau in dit theater, en accepteren dat de tijd door mijn handen weglekt.
27 juni — Thuis op de bank bekijk ik het gesprek met Harrell in De Balie terug. Ik ben op zoek naar iets om te citeren, want ik heb nog geen einde voor deze tekst en de deadline nadert. Het is niet goed genoeg. Ik ben niet goed genoeg. Geen climax, geen doorbraak. Ik blader door Lidy van Marissing en lees:
‘verteller zoekt iets
dat maar geen woord wil worden
even geen geluid (nu lijkt zijn verhaal
eens te meer van een droom, van slaap gemaakt)
verhitte kop, gloeiend in verlegenheid
zinnen in mondholte al verhakseld, verslikt zich
onverstaanbaar in eigen blaf en proest
stond als wakkere verteller op het punt
woorden slingeren recht in ons gezicht —
toen iets hem weerhield begon hij
te draaien, moest grof en nat hoesten ineens
achter zijn hand (wát
had hij ons willen zeggen?)’
28 juni — Het is 19:00 en ik zit op de theatervloer in Likeminds voor mijn laatste visit. ‘Visit Number 5, no clapping’, verkondigt een danser voordat hij de muziek aanzet op een kleine draagbare box. Op de vloer een cirkel. Rode en witte linten. Twee dansers bewegen zich verwrongen langs de linten, cirkelen rondom, leggen om beurten witte en rode linten neer. Verhuisdozen staan al klaar, daar zullen straks willekeurige objecten uit worden opgediept — een elektriciteitssnoer, een lichtgevend croissantje, een miniatuur limoncellofles. De dansers paraderen er met geveinsde trots doorheen, het doet denken aan een avantgardistische huwelijksceremonie, het echtpaar gehuld in elektriciteitssnoeren als ceintuur en bijeengebonden ritsen als pruik. Hoe kunnen deze beelden woorden worden? Misschien wel niet, maar in die woordeloze wanorde kan ik meedeinen op het wuiven van de ritsen, het hoofdschudden, het grinniken van mijn buurvrouw, de losse structuur van mijn eigen associaties.
Wat had hij ons willen zeggen? Als ik de kracht van Harells werk zou moeten omschrijven, zou ik zeggen dat het speculatief is, altijd zoekende. Een soort caleidoscoop van kwetsbaarheden. Een ondermijning van eindeloze vooruitgang. Ik zou daar best voor willen klappen. En dat doe ik door te typen.
30 juni — Alleen nog even mijn bronnen vermelden:
Marc Camille Chaimowicz, Writings and interviews, Sternberg Press (2025)
Katrin Hugendubels statement (in dit essay door mijzelf vertaald):
https://rainbowmap.ilga-europe.org/
Lidy van Marissing, De verwerping van het stilzitten, het balanseer (2024)
Friedrich Schlegel, Athenaeum, Octavo Publicaties (2014)
Julia de Dreu is deelnemer van het schrijflab hybride kunst. Domein voor Kunstkritiek organiseert in opdracht van Holland Festival op en rond editie 2025 een schrijflab waarin zij met (pre-)mid career schrijvers nieuwe woorden zoeken voor innovatieve, hybride kunstvormen.