Alfred Brendel soleert in het Vijfde pianoconcert opus 73 in Es grote terts van Ludwig van Beethoven, dat hij schreef tussen 1809 en 1811. Dit ‘Keizerconcert’ is ongetwijfeld het meest ‘symfonische’ van zijn pianoconcerten. Alfred Brendel begon zijn glanzende carrière op 17-jarige leeftijd in 1948, toen hij de Busoni Competitie in Bolzano won. Juist door de vele plaatopnamen van pianowerken van Liszt, Mozart, Schubert en de eerste integrale opname van Beethovens pianowerken zou hij internationaal roem vergaren. Alfred Schnittke schreef vorig jaar zijn Concerto grosso nr. 4 Symfonie 5 in opdracht van het honderdjarige Koninklijk Concertgebouworkest. Schnittke verwerkt de laatste jaren verschillende stijlen in zijn composities, variërend van jazz- tot romantische muziek. Zo wordt in deze compositie een deel uit Gustav Mahlers onvoltooide Pianokwartet uit 1876 geciteerd – een betekenisvol citaat, gezien de geschiedenis van het Concertgebouw.
data
do 1 juni 1989
informatie
-
(inclusief een pauze)
Beethoven, Vijfde pianoconcert
'...Welch zerstörendes Leben um mich her, nichts als Trommeln, Kanonen Menschen Elend aller Art,' schrijft Beethoven, als hij werkt aan zijn laatste pianoconcert. Wenen wordt door de Napoleontische legers aangevallen en er heerst voedselschaarste. Beethoven kon niet weg en verkeert in benarde omstandigheden. Van deze ellende draagt het Vijfde pianoconcert geen spoor. Integendeel. Beethoven lijkt erin vooruit te lopen op een overwinning. Te oordelen naar notities dwars door het pianoconcert heen, speelde Beethoven een patriottisch lied door het hoofd, dat hij wilde schrijven op een tekst van Heinrich Joseph von Collin. Fragmenten als 'auf die Schlacht-Jubelgesaug-Angriff-Sieg' geven een indruk van zijn gemoedstoestand. Vormt het extraverte Vijfde pianoconcert qua stemming een contrast met het intiemere Vierde, in opbouw is het hiermee zeer verwant. Beide concerten zijn symfonisch van opzet, hetgeen inhoudt dat de partners, solo-instrumenten en orkest, volstrekt gelijkwaardige rollen krijgen toebedeeld. De gebruikelijke orkestrale inleiding, die in het Vierde al wordt voorafgegaan door een korte introductie van het hoofdthema door de piano, is in het Vijfde geheel van haar plaats verdrongen door een uitvoerige solo van de piano, improviserend van aard. In beide concerten gaat ook het langzame deel zonder onderbreking over in het afsluitende Rondo. In het Vijfde pianoconcert wordt het rondo-thema zelfs al in het langzame deel door de piano ingezet -met enige aarzeling weliswaar, maar onmiskenbaar.
Het concert beleefde zijn eerste uitvoering vermoedelijk in Leipzig op 28 november 1811 en het publiek was dermate 'in eine Begeisterung versetzt', dat het maar amper genoeg had aan de normale mogelijkheden om zijn vreugde en erkentelijkheid tot uitdrukking te brengen, aldus een recensie. Het publiek brak in zijn enthousiasme de zaal haast af, zou men nu waarschijnlijk in de krant hebben kunnen lezen.
Truus de Leur
Schnittke, Concerto grosso nr 4/Symfonie nr 5
De in 1934 in Engels aan de Wolga geboren en in Moskou wonende Alfred Schnittke behoort tot de weinige moderne componisten die naam hebben gemaakt bij een breed publiek.Voor een deel heeft Schnittke deze brede bekendheid te danken aan de befaamde violist Gidon Kremer, die een aantal van Schnittkes composities in zijn repertoire heeft opgenomen. Voorts bezit zijn muziek zelf een bijzondere eigenschap die een brede waardering gemakkelijker heeft gemaakt. Schnittke combineert namelijk twintigste-eeuwse compositietechnieken, waar de gemiddelde concertbezoeker dikwijls nog vreemd tegenover staat, met alom bekende traditionele elementen. Hij heeft zijn werk daarom eens getypeerd als een eigentijds commentaar op de muziekgeschiedenis. Het gevolg van Schnittkes dualistische benadering is een groot en vaak verrassend verschil in stijlen in zijn composities. Zijn nieuwste werk Vierde Concerto grosso - Vijfde symfonie dat hij in opdracht van het Concertgebouworkest voor het honderdjarig bestaan heeft geschreven, bestaat uit vier delen. Het eerste deel vertoont Concerto grosso-elementen. Het tweede deel is een 'Quasi scherzo' waarin driemaal een (mislukte) toenaderingspoging tot Mahler wordt ondernomen die ten slotte uitmondt in een origineel Scherzofragment van Mahler voor een pianokwartet uit 1876. Het derde, meest symfonische deel, heeft een langzame inleiding, die zonder duidelijke overgang in een Allegro overgaat. Een korte Finale (Lento) besluit het werk.