De Italiaanse componist Luigi Dallapiccola (1904-1975) heeft zichzelf eens gekarakteriseerd als een mens, die tegelijkertijd de tragedie en de sereniteit opzoekt. Beide elementen hebben vanaf het begin Dallapiccola's dramatische werken beheerst. Zijn eerste opera Volo di notte (1937-1939) eindigt in een mystiek-religieuze sterfscène. Dallapiccola's beroemde tweede opera Il Prigioniero (1944-1948) is een protestwerk tegentirannieke overheersing, dat met een angstig vraagteken afsluit. In Ulisse, zijn laatste opera, grijpt de componist terug naar de sereniteit van zijn eerste muziekdramatische werk.
data
za 13 juni 1987
Ulisse, gebaseerd op Homerus epos de Odyssee,beschrijft vooral de zwerftochten van de Griekse held Odysseus (Ulisse).ln afwijking van Homerus' heldendicht gaat UIisse echter na de terugkeer in zijn vaderland opnieuw de zee op. Kenmerkend voor Dallapiccola is de thematiek van de eenzaamheid en het zoeken na eigen identiteit in Ulisse. Ook de oplossing voor aIIe twijfels is typerend voor de componist: vlak voor zijn dood op zee ziet UIisse in een flits God, die een einde aan al zijn onzekerheid maakt. Deze slotscène is wat inhoud betreft gelijk aan die van Volo di Notte waaruit Dallapiccola ook citaten heeft overgenomen. Ulisse bestaat uit een proloog en twee aktes. Dallapiccola schrijft voornamelijk in een atonale stijl, past twaalftoonstechnieken toe en verwerkt citaten uit eigen composities. Een steeds terugkerend hoofdritme, dat UIisse symboliseert loopt als een rode draad door de opera heen. Ulisse werd na zijn première in West-Berlijn (1968) sterk bekritiseerd vanwege een gebrek aan dramatiek. In Iatere, minder naturalistisch opgezette produkties, kwamen de muzikale kwaliteiten en de filosofische inslag van het werk beter tot uitdrukking.